Door Ilse Schuller
Gespannen kijkt ze me aan. Met wat fantasie zou je je kunnen indenken dat moeder en ik een 10-minuten gesprek voeren op school. Dat ik nu zeg: ‘Rekenen is zijn sterke kant, taal…tja….hij zou wat meer moeten lezen thuis. Doet hij dat?’ En dat moeder dan meewarig haar hoofd schudt: ‘Hij voetbalt liever’. En dat we dan lachend concluderen: ‘Ach ja, het is een jongen van 17 jaar, wie kan het hem kwalijk nemen?’
In werkelijkheid zitten we hier om te praten over datgene waar moeder niet over wil praten. Haar kind is ernstig meervoudig beperkt. Wetenschappers hebben boeken volgeschreven over wat dat precies inhoudt, maar simpel gezegd komt het erop neer dat er geen moeder-in-spe is die zichzelf een ernstig meervoudig beperkt kind toewenst. Na zijn geboorte bleek al snel dat er van alles mis was: ernstige hartproblemen, ernstige epilepsie, ernstige spasticiteit, eigenlijk was alles ernstig aan hem. Vader had gevraagd, na het zoveelste gesprek op de kinder-IC, of zijn zoon ooit zou leren voetballen. De arts had hem aangekeken en, zonder een krimp te geven, gezegd: “Meneer, het mag een wonder heten als uw zoon zijn eerste levensjaar overleeft.”
Vlak hierop vertrok vader om nooit meer terug te keren naar zijn zoon die door apparaten in leven werd gehouden. Moeder daarentegen was trots. Ze was immers moeder geworden. Zij vond haar zoon prachtig zoals iedere moeder dat vindt. De weg die ze aflegde met haar kind, na de langdurige IC opname, was er één met obstakels en tegenslagen. De veerkracht waarmee ze elke keer weer opkrabbelde verdient een diep respect. Maar helemaal alleen beslissingen nemen, de meest hartverscheurende beslissingen die geen ouder voor zijn of haar kind hoort te maken, dát vindt ze moeilijk. Heel moeilijk. Moeder schoof dat voor haar uit, tot dit moment. Nu moet ze wel beslissen.
De laatste longontsteking was nog ernstiger verlopen dan alle andere talloze keren. Er was gesproken over wat er gedaan moest worden als haar zoon nog zieker zou worden, of als zijn hart ermee zou stoppen.
En nu zitten we hier. Niet in een rommelig klaslokaal met posters op de muren en een afgekauwd potlood verdwaald op tafel. Maar in een kille witte kamer met stethoscoop op het bureau en bloeddrukmeter aan de muur.
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Moeder zegt: “Ik kan dit niet. U moet het doen. Het voelt voor mij alsof ik zeg dat hij dood mag gaan.” Ik kijk haar aan: “Ik denk dat het beter is dat….” Ik stop. Moeder knikt instemmend. Haar ogen worden vochtig. Er ontsnapt een snik uit haar keel. “Hij mag niet onnodig lijden” zegt ze, en haar stem klinkt gesmoord van tranen en verdriet. Ik kijk naar buiten. Er zit een merel kwetterend in de boom voor mijn kantoor. Ik pak het formulier behandelbeperkingen van mijn bureau en begin te schrijven.
______