Dit competentieprofiel is een beknopte en volledige beschrijving van het vakgebied van de kaderarts palliatieve zorg. Het profiel bestaat uit een beschrijving van de doelstelling van het vakgebied, een beschrijving van het werkterrein van de kaderarts palliatieve zorg en uit zeven competentiegebieden. Voor de indeling in zeven gebieden is gebruik gemaakt van het CanMeds model. Deze structuur sluit aan bij het werkveld van de medisch specialist en wordt toegepast in alle medische vervolgopleidingen in Nederland. Hiermee is geborgd dat dit competentieprofiel aansluit bij de opleidingen tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde en andere klinische specialismen.
Palliatieve zorg is gericht op de verbetering van de kwaliteit van leven van patiënten en families die te maken hebben met de problemen rond een levensbedreigende ziekte; palliatieve zorg voorkomt en verzacht het lijden door middel van vroege onderkenning, adequate diagnostiek en behandeling van pijn en andere problemen van lichamelijke, psychosociale en spirituele aard (WHO definitie 2002).
De kaderarts palliatieve zorg begeleidt en behandelt patiënten met een beperkte levensverwachting en hun naasten door aandacht te schenken aan meerdere dimensies van zorg: lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel. De kaderarts palliatieve zorg ondersteunt andere zorgverleners die werkzaam zijn op het gebied van de palliatieve zorg door het verlenen van consultaties en het verzorgen van onderwijs. De kaderarts palliatieve zorg adviseert andere zorgverleners, instellingen en organisaties over verbetering van de palliatieve zorg en initieert en begeleidt projecten op dit gebied in de eigen werkomgeving, regionaal en/of landelijk.
De kaderarts palliatieve zorg beantwoordt aan het competentieprofiel van het eigen specialisme en is bekend met ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied.
Het competentieprofiel van de kaderarts palliatieve zorg is een dynamisch profiel. Het betekent dat veranderingen in werkterrein en/of werkzaamheden van kaderartsen leiden tot aanpassing van dit profiel.
Handelen gericht op het verlenen van medische zorg – op een gespecialiseerd niveau – aan patiënten met een beperkte levensverwachting. De kaderarts palliatieve zorg:
1. Hanteert diagnostische en therapeutische vaardigheden op een methodische wijze ten behoeve van een doeltreffende, doelmatige en patiëntgerichte behandeling op het terrein van de palliatieve zorg.
1.1 Neemt goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt en diens naasten, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling.
1.1.1 Diagnosticeert en prognosticeert ziektebeelden en intercurrente aandoeningen, niet alleen gericht op het stellen van de diagnose, maar ook op het constateren van de bijbehorende stoornissen, beperkingen en handicaps en op de zorgbehoeften/-wensen. Meer specifiek:
1.1.2 Verricht doelmatig (of laat verrichten) behandelingen veelal gericht op verlichting van de klachten en op onderhoudsbehandeling bij chronische aandoeningen. Onder andere:
1.1.3 Doet aan individuele preventie:
2. Verleent effectieve consultaties op het gebied van de palliatieve zorg:
Handelen gericht op het realiseren en onderhouden van een effectieve behandelrelatie met de patiënt met een beperkte levensverwachting en de naasten. Het handelen is tevens gericht op het realiseren van een adequate interactie tussen de patiënt en de naasten en de naasten onderling. De kaderarts palliatieve zorg:
3.1 Betrekt levensbeschouwelijke en culturele opvattingen van de patiënt en de naasten in de begeleiding rondom het levenseinde.
3.2 Creëert een omgeving, die gekenmerkt wordt door begrip, vertrouwen, empathie en veiligheid.
3.2 Creëert een omgeving, die gekenmerkt wordt door begrip, vertrouwen, empathie en veiligheid.
4.1 Luistert naar de patiënt en diens naasten.
4.2 Toont interesse in de ideeën, zorgen en verwachtingen van de patiënt over de aard en de behandeling van zijn of haar ziekte of problemen.
4.3 Identificeert de specifieke wensen rond het sterven van de patiënt en diens naasten.
4.4 Herkent (inadequate) rouw bij nabestaanden en biedt hiervoor adequate zorg of verwijst adequaat door.
5.1 Informeert en adviseert de patiënt op een respectvolle, invoelende wijze en bevordert daarmee begrip, discussie en actieve deelname van de patiënt in beslissingen over zijn of haar behandeling; op deze wijze bevordert hij de autonomie van de patiënt.
5.2 Bespreekt de belangrijkste psychische, sociale en maatschappelijke gevolgen alsmede spirituele en existentiële aspecten van een levensbedreigende of op afzienbare termijn aflopende ziekte.
5.3 Stemt de communicatie af op de vaardigheden en/of beperkingen van de patiënt en de naasten.
6.1 Signaleert problemen in de interactie tussen de patiënt en diens naasten of tussen de naasten onderling.
6.2 Maakt deze problemen bespreekbaar.
7.1 Past communicatieve vaardigheden, zoals exploreren, feedback geven, gevoelsreflectie, adequaat toe in de consultatie.
7.2 Ondersteunt en adviseert als zodanig bij het realiseren en behouden van een effectieve behandelrelatie met de patiënt en diens naasten.
7.3 Signaleert problemen in de interactie van de consultatievrager/ overige zorgverleners en de patiënt en/of diens naasten en adviseert over de aanpak van die problemen.
7.4 Evalueert structureel of de consultatie het gewenste effect heeft, zowel met de consultvrager als binnen het consultatieteam.
Handelen gericht op het realiseren en optimaliseren van de palliatieve zorg voor de patiënt met een beperkte levensverwachting door inzetten van structureel overleg tussen de betrokkenen bij de zorg van de patiënt, daarnaast ook patiëntoverstijgend door het verlenen van (inter)collegiaal consultatie. De kaderarts palliatieve zorg:
8.1 Maakt gebruik van de specifieke deskundigheid van het eigen team en andere betrokkenen van regionale voorzieningen en deskundigen zowel in de eerste lijn, als in de sector verpleeg- en verzorgingshuizen en de ziekenhuizen.
8.2 Bevordert het ‘zorgen voor jezelf’ van alle betrokken hulpverleners.
8.3 Geeft vorm aan ‘zorg voor de zorgenden’.
8.4 Draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud van het behandelplan en daarmee voor het inzetten van andere zorgverleners.
9.1 Geeft vorm aan aanpassingen en veranderingen in het zorgaanbod op het gebied van de palliatieve zorg:
Handelen gericht op het optimaliseren van de eigen werkzaamheden door het toepassen van wetenschappelijke gegevens. Het handelen is ook gericht op het optimaliseren van werkzaamheden van andere betrokkenen bij de palliatieve zorg door het bevorderen van hun deskundigheid. De kaderarts palliatieve zorg:
10.1. Stelt vragen zo, dat ze in principe te beantwoorden zijn met behulp van wetenschappelijke literatuur (evidence based).
10.2. Weet de relevantie van experience-based inzichten te beoordelen.
10.3. Beoordeelt de kwaliteit van de gegevens, ook in het licht van het soms urgente en specifieke van de situatie van de patiënt.
11.1. Participeert in gezamenlijke onderzoeksprojecten
11.2. Participeert in richtlijn- en protocolontwikkeling.
13.1.Stelt persoonlijke leerdoelen vast, kiest geschikte leermethoden, voert ze uit en evalueert de eigen leerresultaten voor het beroepsmatig handelen.
13.2.Houdt ontwikkelingen bij op het gebied van de palliatieve zorg in het algemeen en in Nederland in het bijzonder, zowel wetenschappelijk, maatschappelijk als zorginhoudelijk.
Handelen gericht op de plaatsbepaling van de palliatieve zorg en de betekenis hiervan binnen het kader van maatschappelijke ontwikkelingen. De kaderarts palliatieve zorg:
11.1. Neemt actief deel aan gedachtevorming, bijvoorbeeld binnen de eigen organisatie, regio of in de media.
15.1. Onderhoudt hiervoor efficiënte samenwerkingsrelaties met (het management van) instellingen, samenwerkingsverbanden of beroepsorganisaties.
Handelen gericht op de plaatsbepaling van de palliatieve zorg en de betekenis hiervan binnen het kader van maatschappelijke ontwikkelingen. De kaderarts palliatieve zorg:
11.1. Neemt actief deel aan gedachtevorming, bijvoorbeeld binnen de eigen organisatie, regio of in de media.
15.1. Onderhoudt hiervoor efficiënte samenwerkingsrelaties met (het management van) instellingen, samenwerkingsverbanden of beroepsorganisaties.
Handelen gericht op onderhoud en ontwikkeling van de eigen competenties als kaderarts palliatieve zorg. Het juridisch en ethisch verantwoord handelen is ook een onderdeel van dit competentiegebied.
De kaderarts palliatieve zorg:
17.1 Handelt volgens de algemene principes van de palliatieve zorg in het licht van de huidige WHO definitie.
17.2 Reflecteert op en legt waar nodig verantwoording af over zijn handelen als kaderarts palliatieve zorg.
17.3 Gaat adequaat om met de invloed van de eigen attitude tijdens consultatie.
17.4 Past het ‘zorgen voor jezelf’ toe.
17.5 Hanteert professionele en persoonlijke grenzen adequaat.
17.6 Handelt professioneel vanuit eigen waarden en normen.
18.1 Stelt goede zorg voor de patiënt centraal en weegt wensen van anderen hieromtrent vanuit dit perspectief.
18.2 Weegt ethische, juridische en medisch-technische aspecten van beslissingen rond het levenseinde verantwoord af.
18.3 Gaat effectief om met ethische dilemma’s en draagt zonodig bij aan moreel beraad.